UNHCR Rapport: 90% van Binnenverplaatste Personen zijn Ezidi’s
Het UNHCR-rapport van december 2024 over zijn operaties in de provincie Dohuk geeft een overzicht van de humanitaire situatie voor vluchtelingen, asielzoekers en binnenverplaatste personen (IDP’s) in de regio. Dohuk blijft een cruciaal gebied voor verplaatste bevolkingsgroepen, met meer dan 281.000 IDP’s en 92.000 vluchtelingen die in de provincie verblijven. De meerderheid van de vluchtelingen komt uit Syrië, terwijl de meeste IDP’s Ezidi’s (Jezidi) zijn die uit het Sinjar-district vluchtten vanwege de genocidale aanvallen van Da’esh (ISIS).
Meer dan 90% zijn Ezidi’s
Volgens het rapport is meer dan 90% van de IDP’s in Dohuk Ezidi’s, wat hen de grootste verplaatste etnische groep in de regio maakt. Deze Ezidi’s werden gedwongen Sinjar te ontvluchten na de ISIS-aanval in 2014, die hen targette vanwege hun religieuze en etnische identiteit, wat resulteerde in massamoorden, slavernij en de vernietiging van hun thuisland. Een decennium later blijven veel Ezidi’s in de verstoting, worstelend om hun leven opnieuw op te bouwen te midden van voortdurende uitdagingen.
Het rapport benadrukt dat Ezidi’s verspreid zijn over stedelijke gebieden en 14 IDP-kampen in de provincie Dohuk, waaronder bekende kampen zoals Chamishku, Kabarto 1 en 2, Khanke en Shariya. De langdurige verstoting heeft veel Ezidi’s achtergelaten zonder permanente huisvesting, economische stabiliteit of toegang tot essentiële diensten.
10 jaar Humanitaire Hulp, maar de Hulp Bereikte de Ezidi’s Niet
Hoewel het UNHCR-rapport wijst op aanzienlijke humanitaire inspanningen, benadrukt het ook het gebrek aan een langetermijnoplossing voor Ezidi IDP’s. Een decennium na hun verstoting verblijven de meeste Ezidi’s nog steeds in kampen en kunnen ze niet terugkeren naar Sinjar vanwege de voortdurende instabiliteit. Zonder grotere investeringen in veiligheid, heropbouw en juridische kaders voor terugkeer, blijft de toekomst van de Ezidi-verstoting onzeker.
Ondanks jaren van humanitaire hulp, blijven Ezidi’s in verstoting aanzienlijke obstakels ondervinden. Het is nog niet bepaald of de humanitaire hulp daadwerkelijk de verplaatste Ezidi’s heeft bereikt of dat het geld is uitbesteed aan andere actoren en voor andere doelen is gebruikt. Hoewel er (nog) geen bewijs is, is het feit dat duizenden Ezidi’s nog steeds in tenten wonen zonder toegang tot water en verwarming, bewijs dat de hulp de Ezidi’s niet heeft bereikt of onvoldoende is geweest.
Tegelijkertijd kunnen Ezidi’s niet terugkeren naar Sinjar vanwege de onveiligheid, het gebrek aan infrastructuur en politieke geschillen over de regio. Ze hebben ook moeite met het verkrijgen van burgerlijke documenten, wat hun vermogen om toegang te krijgen tot diensten en hun rechten te claimen beïnvloedt.
Veel Ezidi-vrouwen en -kinderen die de gevangenschap van Da’esh hebben overleefd, hebben voortdurende mentale gezondheids- en traumasteun nodig, wat onvoldoende is.
Het werk van het UNHCR in Dohuk is essentieel, maar zonder politieke oplossing en blijvende internationale betrokkenheid blijft het Ezidi-volk geconfronteerd met een langdurige crisis van verstoting zonder duidelijk pad naar een stabiele toekomst.
Terwijl de spanningen tussen Arabieren, Koerden en Turken in de regio aanhouden, worden Ezidi’s opnieuw tussen de frontlinies geplaatst. Nog erger is dat internationale machten en de internationale gemeenschap geen interesse hebben in interventie. Terwijl de VS sterk aandrongen op de bescherming van mensenrechten toen ze Irak, Syrië en Afghanistan binnenvielen, lijken ze nu geen interesse meer te hebben in deze mensenrechten. Dit laat niets anders over dan de conclusie dat elke staat en zijn volk zelf moet zien te overleven tegen alles, en dat er geen hulp zal komen, zelfs niet als je wordt aangevallen door terroristen en staten die zijn opgebouwd op terrorisme.