TAJÊ dringt aan op erkenning en gerechtigheid voor 19 verbrande Ezidische vrouwen

Het Diplomatieke Comité van de Beweging van Vrije Ezidische Vrouwen (TAJÊ) heeft een dringende oproep gedaan aan de Iraakse president en belangrijke internationale instanties om de identiteit vast te stellen van 19 Ezidische vrouwen die in 2016 in Mosul levend werden verbrand door ISIS. De beweging eist tevens dat deze gruweldaad officieel wordt erkend als een daad van feminicide. Femicide, of feminicide, is het op gender gebaseerde doden van vrouwen en meisjes, gedreven door discriminatie en ongelijke machtsverhoudingen. Het is de meest extreme vorm van gendergerelateerd geweld.

Het lot van de vrouwen blijft onbekend

In brieven aan onder anderen VN-Vrouwenvertegenwoordiger Sima Bahous, het VN-kantoor in Genève, de Iraakse president Abdullatif Rashid, VN-secretaris-generaal António Guterres en andere hooggeplaatste Iraakse functionarissen, waaronder Dr. Hamid Naeem Al-Ghazi en Diaa Karim Taama, directeur-generaal voor vermiste personen en migratiezaken, benadrukte TAJÊ de voortdurende stilte rondom deze brute moorden.

TAJÊ’s brief schetst de bredere context van het 74e decreet (Firman) tegen het Ezidische volk, gelanceerd door ISIS op 3 augustus 2014 in Şengal. Duizenden werden verdreven, vermoord of tot slaaf gemaakt. Ezidische vrouwen en kinderen waren het zwaarst getroffen door dit genocidale geweld: ontvoerd, verkocht, verkracht en gedwongen zich te bekeren tot de islam.

In juni 2016, tijdens ramadan, werden 19 Ezidische vrouwen publiekelijk levend verbrand in Mosul door ISIS, omdat zij weigerden hun geloof op te geven, gedwongen huwelijken te accepteren of religieuze praktijken op te volgen die door de extremisten waren opgelegd. Voor hun executie in ijzeren kooien werden de vrouwen door de straten geparadeerd, in het bijzijn van honderden burgers. Deze gruweldaad werd bevestigd door minstens tien internationale en Midden-Oosterse media, en meerdere ooggetuigen bevestigden het misdrijf.

Een oorverdovende stilte

De brief bekritiseert het uitblijven van actie en verantwoordelijkheid van de Iraakse regering, mensenrechtenorganisaties, vrouwenorganisaties en de internationale gemeenschap. TAJÊ benadrukt dat het bloedbad tot op heden niet is onderzocht en dat de identiteit van de 19 vrouwen bijna tien jaar later nog steeds onbekend is.

“Deze barbaarse daad is ongekend,” stelt de brief. “Het toont de meedogenloze en systematische aard van ISIS en een totaal gebrek aan respect voor menselijke waardigheid en geweten. Toch zijn er nog geen juridische stappen ondernomen. Rond dit misdrijf heerst nog altijd stilte.”

Eisen van TAJÊ

TAJÊ sluit de brief af met duidelijke eisen:

• De identiteit van de 19 vermoorde Ezidische vrouwen moet worden achterhaald en openbaar gemaakt.
• Er moet een volledig onderzoek worden ingesteld.
• Het bloedbad moet officieel worden erkend als een daad van feminicide.

“De strijd voor gerechtigheid en democratie moet doorgaan,” verklaarde TAJÊ, waarbij het zijn inzet voor waarheid en verantwoording tegenover het Ezidische volk bevestigde.